Ligurische Grenzkammstrasse (LGKS)
De Ligurische Grenzkammstrasse is een van de redenen dat we voor dit deel van de Alpen hebben gekozen.
Deze route loopt over de Frans-Italiaanse grens tussen een aantal forten gebouwd met name in de tijd van Mussolini. Voor de bevoorrading van deze forten zijn er in de bergen wegen aangelegd. Deze wegen zijn nog steeds berijdbaar, hier en daar een “beetje” slecht. De LGKS begint bij de Col de Tende en slingert naar het zuiden tot aan Pigna (I).
Vanuit ons basiskamp in Tende gaan we eerst op weg naar de Auchan in Cuneo om groots inkopen te doen. Zo’n winkelcentrum houdt je echter altijd wel even beetje bezig, dus pas laat in de middag bestormen we de Col de Tende vanuit het noorden. Een eenvoudige route die bijna volledig geasfalteerd is. Boven aangekomen, gaan we eerst nog 3 kilometer naar het westen, terug naar Fort de Margeriue.
We zijn er achter gekomen dat hier nog een cache te halen is. Nou, mooi niet gevonden dus…
We rijden terug, en vervolgen onze weg naar Fort Central. Mischien wel het bekendste fort van de regio. Na het avondeten komen de wolken binnendrijven, en samen met de ondergaande zon is het een spooky spel van mist en licht. Wow, wat een foto momenten.
We verwachten dat we alleen boven op de bult zullen overnachten, maar net voor de duisternis invalt, komen 5 Tsjechische auto’s ons vergezellen. De binnenplaats is groot genoeg, en door de wolken kunnen we hun kampement niet eens zien.
De volgende morgen hebben we haast om voor de Tjechen de route op te gaan. Inhalen is geen optie, en om de hele dag achter een groep aan te moeten hobbelen; nee dank je.
Natuurlijk lukt het ons net niet om op tijd weg te zijn, en dus sluiten we achter aan in de 4×4 file.
Al snel blijkt dat de slagboom dicht zit, we kunnen de route niet. We kijken op de GPS, vergelijken het met de kaarten die we bij ons hebben, en besluiten de weg naar Fort Tabourde te nemen om vandaar uit te kijken of een geitepad ons alsnog naar de LGKS kan brengen. De Tsjechen rijden voor ons aan. Bij het fort aangekomen, nemen de Tsjechen een pauze. Onze kans om ze te passeren, en met enige scepsis kijken ze ons na als we over een nog smaller karrespoor onze weg vervolgen.
Na een half uurtje moet Anja de auto uit om stenen aan de kant te schuiven, we kunnen er net langs en over maar zien nog iets later ons pad doodlopen bij een herdershut. Vanaf daar is het echt een geitenpad. Tot onze verbazing zijn de Tsjechen ons gevolgd.
Daar was toch een gids bij? (De voorgaande avond bleek namelijk dat de groep een verkenning deed voor komende -betaalde- tours door de regio.) Hun GPS heeft dus ook geen topografische kaart.
Terug bij de -nog steeds gesloten- slagboom spreken we een motorrijder die wel van de andere kant van de route komt. Hij weet te vertellen dat het onmogelijk is om een sneeuwbarriere te passeren, en dat er grote stenen op de route liggen waar je alleen met de motor langs kunt. Definitief een no-go dus. Begin van de middag zijn we weer beneden, en besluiten we via La Brique de route op te gaan. We hebben een track op internet gevonden, wat een leuk binnendoortje lijkt. Nou dat klopt, de hele vakantie zullen we niet meer zo’n slechte weg tegen komen. Natuurlijk mag Anja dat rijden. Zij mag altijd de leukste stukjes rijden (dit is een eeuwig durende klacht van Arne).
Het lukt om de LGKS weer te bereiken, al hebben we onderweg wel wat vertraging……
Tijdens een pauze komen we aan de praat met een Franse bosbouwer. Het is kennelijk een eenzaam beroep want de beste man lult een half uur aan een stuk door. (En wij verstaan er geen woord van). Uiteindelijk kunnen we het meest zuidelijke deel van onze route rijden. Eind van de dag vinden we een camping ten zuiden van Pigna, vlak bij Isolabona. Prima plekje, met een net gevuld zwembad. Da’s koud!
Na een rustdag rijden we naar Rialdo. Hoewel de kaarten elkaar tegen spreken, en de GPS deze “weg” niet kent, menen we toch weer naar de LGKS te kunnen rijden, zonder twee keer hetzelfde stuk te hoeven rijden. We zijn immers niet naar Zuid Frankrijk gekomen om maar 16 kilometer van de gedroomde route te kunnen rijden…
We komen weer op de bergkam uit, slechts 300 meter noordelijk van het punt waar we eergister op de bergkam kwamen. We rijden deze 300 meter nog even op en neer, om de route sluitend te maken waarna we de LGKS in noordelijke richting volgen. we weten dat we “ergens” niet verder kunnen, maar we zijn vastbesloten zoveel mogelijk van de route te rijden.
Onderweg komen we 6 Italiaanse motorrijders tegen die door de TomTom een beetje verdwaald zijn… Na wat grappen en grollen over die gekke Hollanders die er niets van weten, valt het hen op dat we een GPS hebben. Nu zijn wij aan de beurt om grapjes te maken. Aardige lui, en na wat babbelen en kaarten bekijken nemen we zwaaiend afscheid.
De route is zo mooi! We zien geregeld bergmarmotten, al lukt het maar niet om ze mooi vast te leggen. De uitzichten zijn (soms letterlijk) adembenemend, en we genieten met volle teugen.
Het is een beetje mistig, wat soms jammer is, maar op het moment dat we boven de wolken rijden, is het juist weer sfeerverhogend.
Uren rijden we, en langzaam maar zeker moeten we aan avondeten en een slaapplaats gaan denken. Op een weggetje van 2,5 meter breed is het slecht parkeren….
Merel vindt het wel best, en tegen acht uur komen we aan bij de Col de Seigneurs. Aan een zijweggetje, zo’n 100 meter lager zien we een Refugio liggen. Dit is een overnachtingsplek voor bergwandelaars die het dal niet kunnen/ willen halen aan het eind van de dag. Meestal zijn het primitieve hutjes die je enig comfort bieden om de nacht door te komen, maar in dit geval ziet het er uit als een restaurant aan de IJssel… De vlaggen wapperen, maar verder zien we geen teken van leven.
We besluiten toch naar beneden te rijden, en in de luwte van het gebouw te overnachten. Terwijl Anja zich om Merel bekommert, ga ik even aan de deurklink voelen. Vijftig paar ogen staren me aan als ik binnen stap. Dat had ik niet verwacht, maar zij ook niet. Mischien komt het omdat ik nog op mijn korte broek en slippertjes loop, niet echt het tenue van een bergwandelaar.
De uitbater kan ons geen maaltijd meer aanbieden, maar het is okay dat we naast het gebouw overnachten. We drinken er een bakje oploskoffie en besluiten het bier maar uit onze eigen koelkast te halen. In het refugio vijf euro voor een fles!
De wandelaars zijn amper van de schrik bekomen als we zes lichtjes over de bergkam onze kant op zien komen. Het zijn de Italiaanse motorrijders! De begroeting is hartelijk, en het blijkt dat de Italianen met een enorme omweg hier uitgekomen zijn.
We nemen nog een biertje uit de koelkast en gaan vroeg naar bed. De standkachel mag voor het eerst deze vakantie aan. Op 2100 meter is het best koel.
De volgende morgen staan we bijtijds op, om de wandelaars te zien vertrekken. In drommen gaan ze al dan niet met stokken de bult weer op. Over de bergkam gekomen, zijn ze in het niets verdwenen.
Da’s wel weer grappig, de Alpen zijn uitgestrekt genoeg zodat iedereen daar op zijn eigen manier van kan genieten.
We hebben vandaag (zondag 26 juni) een missie: er ligt een geocache die we beslist willen halen. Het is nog maar drie kilometer, maar we weten ook dat het niet ver meer is naar het dichtgesneeuwde deel van de route. We zien het wel. Via prachtige slingers in de weg komen bij een rotsformatie waar de cache zou moeten liggen. En zowaar, gevonden! Na het invullen van het logboek, en het uitwisslen van de travelbugs ruimen we het doosje weer op en gaan we verder. Dat lukt nog een paar bochten, en dan zien we de sneeuwplaat die de weg verspert. Een aantal fietsers en motorrijders zijn dapper geweest en hebben langs de afgrond hun tweewieler er over en langs gekregen, maar voor een 4×4 is het echt onmogelijk. Terwijl we hier staan en van de omgeving genieten, horen we een vreemd gepiep uit de diepte.
Op een grassige helling rollenbollen twee (mannetjes) bergmarmotten over elkaar, kennelijk om uit te maken wie met het vrouwtje op stap mag. Het is voorjaar! Eeen half uur lang bekijken we dit schouwspel, ze trekken zich niets van onze aanwezigheid aan, en we kunnen rustig filmen en fotograferen.
Nu moeten we echter achteruit terug. Ongeveer 150 meter terug is een kleine mogelijkheid om te keren. Na tig keer steken staat de bus weer met de neus in de goede richting, en rijden we terug naar Col de Seigneurs.
We nemen de weg naar Monesi, vanwaaruit we weer in de bewoonde wereld uit komen. Wat nu? We besluiten naar het noorden te rijden. Ten noordoosten van Briancon willen we ook nog wat dingen doen, en op weg daar naar toe komen we langs Cuneo. kunnen we mooi nog even inkopen doen.
Later zou blijken dat dat niet helemaal ging lukken…